Secret professionnel des prêtres et secret de confession : réalité et phantasme.
Dans la presse sont apparus ce matin différents articles concernant le secret professionnel qui lie les prêtres et le secret de confession. La confusion est grande et le « comique » veut que dans une société où mêmes de nombreux catholiques ne se confessent plus (lire article du sénateur Rik Torfs ci-dessous), certains font du « secret de la confession » – inspirés en cela par les films hollywoodiens – le sujet du jour dans la lutte contre les abus sexuels sur mineurs. Mais par-delà les phantasmes, quelle est la réalité ? En fait, dans 99% des cas, le prêtre était tenu au même type de secret qu’un médecin, un avocat, un psychiatre : ne pas dévoiler les confidences, sauf en des cas limites (danger pour tiers) qui sont alors laissés à son appréciation. Ainsi, si quelqu’un confie à un prêtre des difficultés de couple, il est normal que ce dernier n’aille pas tout raconter au conjoint ou aux enfants de l’intéressé. Autre chose est si cette confidence met en péril des tiers (par exemple des enfants abusés sexuellement). Tout comme le médecin ou le psychiatre, le prêtre peut alors choisir de se libérer de son devoir de discrétion sous une forme ou une autre. Il ne peut en tout cas laisser sans assistance les personnes en détresse. Reste la confession, qui en Belgique concerne un petit pourcent des confidences faites à un prêtre et ceci, dans le cadre strict du sacrement du pardon. De par son caractère sacramentel, ce secret est absolu. Cependant, ceci ne signifie pas le pardon à bon marché. Ainsi, un pénitent qui viendrait s’accuser d’abus sexuels (chose rare et que je n’ai jamais rencontrée en 20 années de prêtrise), le pénitent ne recevrait l’absolution que si il va d’abord se remettre entre les mains de la justice (une confession valide implique le remords et le remords implique un début la réparation). Ceci étant dit, sans secret absolu, pas de confession possible… Tout prêtre que l’on voudrait forcer à briser cela, devrait répondre « non possumus » en conscience. D’ailleurs, si la confession se fait dans un confessionnal, l’anonymat du pénitent est garanti. S’il frappe l’imagination populaire, le secret de confession ne concerne donc que très marginalement le combat contre les abus sexuels sur mineurs.
Beroepsgeheim en biechtgeheim : realiteit en verbeelding.
In de pers verschenen er deze morgen verschillende artikels omtrent het beroepsgeheim van de priester en het biechtgeheim. De verwarring is groot en het ’komische’ is, dat in een maatschappij waar zelfs vele katholieken aan de biechtstoel verzaken (cfr. artikel senator Rik Torfs, hieronder), sommigen – mede onder invloed door de Hollywood filmcultuur – van het biechtgeheim ‘de’ topic van de dag maken, om kindermisbruik te bestrijden. Maar ver van de verbeelding, wat is de realiteit ? In feite is in 99% van de gevallen een priester gebonden door hetzelfde beroepsgeheim als een arts, een advocaat, of een psychiater : Wat hem wordt toevertrouwd, mag hij niet voortvertellen, behalve in grensgevallen (gevaar voor derden), waar hij dan ruimte krijgt om eventueel toch iemand te verwittigen. Als iemand bv. huwelijksproblemen aan een priester toevertrouwt, is het maar normaal dat hij er niet mee uitpakt voor levenspartner en kinderen van deze persoon. Iets anders is, als er gevaar bestaat voor derden (zoals misbruikte kinderen). Dan kan de priester, zoals de dokter of de psychiater, beslissen om op één of andere wijze afstand te nemen van zijn zwijgplicht. Hij mag in elk geval, zij die in gevaar verkeren, niet zonder een vorm van bijstand laten. Blijft er nog alleen maar het geval van de biecht, die in België maar een heel klein percentage inhoudt van wat men een priester toevertrouwt en dit in het strikte kader van de sacramentele biecht. Omwille van het sacrament is hier de zwijgplicht absoluut. Dit betekent wel niet dat er goedkoop vergiffenis wordt geschonken. Zou een zondaar zich van kindermisbruik komen beschuldigen (wat uiterst zelden voorkomt en ik, in elk geval, in 20 jaren priesterschap nooit ben tegengekomen), zou deze de absolutie pas krijgen als hij zich eerst gaat opgeven bij de politie (geldig biechten houdt berouw met zich mee, en berouw betekent ‘herstel’). Dit gezegd zijnde, is biecht niet mogelijk zonder absolute geheimhouding van wat er gebiecht werd…. Elke priester die men zou willen forceren dit te doorbreken, zou in geweten ‘non possumus’ moeten antwoorden. Trouwens, de biecht gebeurt meestal in een biechtstoel, waardoor het anonymaat van de biechteling gegarandeerd wordt. Al spreekt deze tot de verbeelding, dan nog heeft het biechtgeheim dus maar heel anekdotisch te maken met de strijd tegen kindermisbruik
Behandel de biechtvader als een professional (De Morgen 29/03 p.23)
Rik Torfs is professor kerkelijk recht aan de KU Leuven en CD&V-politicus.
In de lente van 1970 biechtte ik voor het laatst. Niet dat ik daarna met zondigen ben gestopt. Maar het sacrament van de biecht zoals dat door de kerk is georganiseerd, met een persoonlijke belijdenis tegenover een priester, is nooit mijn ding geweest. Ik kon in de godsdienstleraar of de collegedirecteur onvoldoende een vertegenwoordiger van God zien. En ik ben, mea culpa, geen meester in het belijden van mijn fouten. Toch niet zomaar in een biechtstoel, van aangezicht tot aangezicht, heel direct, waarbij je een kat een kat noemt. Edoch, het is niet omdat ikzelf mijn zonden verzwijg, dat het biechtgeheim onbelangrijk zou zijn. Terecht vindt de kerk dat het nooit mag worden prijsgegeven en dat de priester die het rechtstreeks schendt, van rechtswege wordt geëxcommuniceerd (canon 1388 §1 van het kerkelijk wetboek).
Waarom is het biechtgeheim belangrijk? Wie biecht, verkrijgt daardoor mentaal asiel. Feiten die het daglicht niet mogen zien, komen naar boven in een veilige omgeving die totale geheimhouding garandeert. Dat biedt de delinquent een unieke mogelijkheid om een medemens te zeggen wat anders voor altijd verborgen zou blijven. De kans dat een mens het volstrekt ongehoorde wat hij heeft gedaan met iemand anders kan delen, betekent bevrijding uit een gruwelijk isolement. Daarbij is de vergiffenis van de zonde niet het belangrijkste, maar de mogelijkheid om het onzegbare uit te spreken. Maar niet alleen voor de dader biedt de biecht mogelijkheden. Ook voor het slachtoffer rijst er hoop. Want de biechtvader heeft de plicht er de misdadiger toe aan te zetten zichzelf aan te geven en het berokkende kwaad in de mate van het mogelijke te herstellen. Er is geen vergiffenis zonder spijt. En er is geen spijt zonder de oprechte poging om het aangerichte kwaad te herstellen. Zichzelf aangeven kan daar een element van zijn.
Meteen wordt duidelijk hoe onzinnig de meldingsplicht is die sommige politici aan biechtvaders willen opleggen. Niemand is zo gek om zijn zonden te belijden wanneer hij weet dat hij verklikt kan worden. De seksuele delinquent zal dus de biechtstoel vermijden. Er bestaat immers altijd onzekerheid over wat de priester gaat doen. Zwijgen? Spreken? Ook de priester zelf komt in een benarde positie terecht. Als hij aan zijn meldingsplicht verzaakt, wordt hij door de profane wet gestraft. Als hij daarentegen het biechtgeheim schendt, zorgt het kerkelijk recht ervoor dat hij wordt geëxcommuniceerd. De biechtvader kan dus kiezen tussen twee straffen, maar gestraft wordt hij in ieder geval. De kans is groot dat hij, vanuit zijn roeping, voor de profane straf kiest en bereid zal zijn om in de gevangenis te gaan zitten voor zijn overtuiging. Dat siert hem. Er zijn nu eenmaal wetten die om de overtreding ervan vragen. Racistische wetten in de Verenigde Staten werden neergehaald dankzij de ongehoorzaamheid van dappere burgers die hun geweten lieten primeren op een onaanvaardbare regel.
Maar er is meer. Politici die vandaag de meldingsplicht willen laten primeren op het biechtgeheim, koesteren uiteraard niet de illusie dat daardoor nieuwe misdrijven aan het licht zullen komen. In ons land wordt immers nauwelijks nog gebiecht. Het is de voorstanders van de opheffing van het biechtgeheim veeleer te doen om een statement. Zij willen duidelijk maken dat priesters geen professionals zijn, anders dan artsen, psychologen of andere hulpverleners. Dat is een ideologische optie die laatdunkendheid verraadt tegenover het religieuze. Sommige mensen met moeilijkheden zullen soelaas zoeken bij medici en paramedici. Zij moeten worden beschermd. Anderen doen misschien liever een beroep op een priester. Ook zij verdienen beschutting. In onze doldraaiende wereld is er nood aan plekken die ruimte bieden voor mentaal asiel. Het is aan de individuele mens om de keuze te maken, niet aan politici met een zware ideologische agenda.